icon

PowNed toch strafrechtelijk vervolgd in kwestie Onno Hoes

Publieke omroep PowNed zond in 2014 heimelijk gemaakte opnamen uit van twee ontmoetingen tussen Onno Hoes (destijds burgemeester van Maastricht) en een twintigjarige student. De opnamen konden worden gemaakt omdat PowNed de student van een verborgen camera en microfoon had voorzien. Uitzending van de opnamen leidde destijds tot het vertrek van Hoes als burgemeester.

Hoes deed aangifte tegen zowel PowNed als de student. Het OM seponeerde de zaak echter, kennelijk onder verwijzing naar artikel 139a van het Wetboek van Strafrecht. Dat artikel houdt in dat men een gesprek waaraan men zelf deelneemt mag opnemen. Het artikel zegt echter niets over de (on) toelaatbaarheid van wat er vervolgens met die opname gebeurt.

De heer Hoes heeft het er niet bij laten zitten en heeft de procedure van artikel 12 Wetboek van Strafvordering in werking gezet. Dit artikel biedt aan een rechtstreeks belanghebbende de mogelijkheid om via een uitspraak van het Gerechtshof alsnog af te dwingen dat strafvervolging plaatsvindt. Een andere bekende toepassing van dit artikel leidde in 2010 tot de (eerste) vervolging van Geert Wilders voor door hem gedane uitspraken.

Het Gerechtshof Amsterdam heeft deze week uitspraak gedaan op de klacht van Hoes. Het hof heeft daarin de Officier van Justitie bevolgen alsnog over te gaan tot vervolging. Het hof is van oordeel:
“dat het zich laat aanzien dat er in het dossier met betrekking tot beide beklaagden aanwijzingen te vinden zijn die – mogelijk mede op basis van resultaten van verder onderzoek – de strafrechter aanleiding zouden kunnen geven om tot een bewezenverklaring te komen van een of meer van de in het klaagschrift aangeduide strafbare feiten.”
Daarbij gaat het om het maken van heimelijke audio-visuele opnamen, het uitzenden van die heimelijke opnamen, en smaad c.q. laster.

PowNed had zich tegen de klacht verweerd met een beroep op de vrijheid van meningsuiting. In reactie daarop wijst het hof er allereerst op (de standaard jurisprudentie van Hoge Raad en Europees Hof voor de Rechten van de Mens –EHRM– volgende) dat die vrijheid niet onbeperkt is. Inbreuken op die vrijheid zijn gerechtvaardigd als dat noodzakelijk is in een democratische samenleving, o.a. in het belang van de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen. Het is daarnaast vaste jurisprudentie dat de vrijheid van meningsuiting niet per definitie boven die laatstgenoemde rechten gaat.

Het hof verwijst vervolgens naar de recente uitspraak van het EHRM (december 2015) inzake een publicatie over prins Albert van Monaco (Couderc en Hachette v. Frankrijk). Daarin heeft het EHRM de criteria nog eens op een rij gezet die een rol spelen bij de afweging tussen privacy en vrijheid van meningsuiting. Deze criteria zijn (in de door het hof geciteerde Engelstalige uitspraak):

  • a) The issue of the contribution to a debate of public interest
    (in welk verband bepaalde privé zaken van een publieke figuur openbaar gemaakt mogen worden vanwege het belang van het publiek kennis te kunnen nemen van persoonlijkheidskenmerken van een publieke figuur, maar de grens toch wel moet worden getrokken bij intieme relaties, die privé moeten blijven);
  • b) How well known is the person concerned and what is the subject of the news report?
  • c) Prior conduct of the person concerned;
  • d) Method of obtaining the information and its veracity;
    (in welk verband de eerlijkheid (“fairness”) van de ingezette onderzoeksmiddelen ook een rol speelt)
  • e) Content, form and consequences of the impugned article;
  • f) The severity of the sanction.

Het hof is van mening dat met betrekking tot al deze vragen zal moeten worden nagegaan wat daarover feitelijk kan worden vastgesteld en in hoeverre dat dient mee te wegen bij het oordeel over de strafbaarheid van de feiten die bewezen zouden kunnen worden verklaard. Wat dat betreft zou volgens het hof:
“in deze zaak kunnen meewegen of, en zo ja in hoeverre, [de student] door (een medewerker van) [PowNed] werd voorzien van een “script” met aan [Hoes] te stellen vragen die (volgens de verklaring van [de student] gericht waren op het aan [Hoes] ontlokken van bepaalde uitlatingen.”

Het hof meent tenslotte dat:
“Gelet op de belangen van zowel klager als de beklaagden en op de maatschappelijke belangen in het algemeen, is het hof van oordeel dat een openbare behandeling van de zaak voor de strafrechter het meeste recht doet aan een zorgvuldige bepaling van dat evenwicht.”

In dat kader draagt het hof de Officier van Justitie op een onderzoek door de rechter-commissaris te vorderen waarin de betrokkenen zullen worden gehoord.

Deze zaak krijgt dus een strafrechtelijk vervolg. De civiele pendant leidde in augustus 2016 al tot het opleggen van een schadevergoeding (op te maken bij staat) aan PowNed door de Rechtbank Amsterdam. Of het strafrechtelijk ook tot een veroordeling gaat komen moet uiteraard worden afgewacht. Duidelijk is in ieder geval dat PowNed niet wegkomt met een louter beroep op de vrijheid van meningsuiting. En als zou komen vast te staan dat er sprake is geweest van duidelijke instructies aan de student zou punt d) uit de bovengenoemde Couderc en Hachette uitspraak wel eens de doorslag kunnen gaan geven.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
PowNed toch strafrechtelijk vervolgd in kwestie Onno Hoes

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief