Praktijkgebieden: Bestuursrecht
In het verleden werd door inschrijvers met wisselend succes een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedaan om informatie over andere inschrijvingen te verkrijgen. Met de komst van de Aanbestedingswet is een dergelijk beroep op de Wob praktisch onmogelijk gemaakt. Artikel 2.57 Aanbestedingswet bepaalt dat inschrijvingen vertrouwelijk zijn en dat een aanbestedende dienst geen informatie openbaar maakt uit aanbestedingsstukken of andere documenten die de dienst heeft opgesteld in verband met een aanbestedingsprocedure, indien die informatie kan worden gebruikt om de mededinging te vervalsen. Derhalve dient op grond van artikel 2.57 Aanbestedingswet te worden beoordeeld of aan het informatieverzoek kan worden voldaan. Indien op grond van de Aanbestedingswet geen weigeringsgronden bestaan, wordt het verzoek aan de Wob getoetst.
Een zaak waarover de Raad van State recent in hoger beroep oordeelde draaide om een verzoek tot openbaarmaking van door een aanbestedende dienst in voorbereiding op de aanbesteding van een opdracht tot asbestsanering en renovatie opgestelde kostenramingen en door een adviesbureau opengestelde stukken. De openbaarmaking van de verzochte informatie is gedeeltelijk geweigerd, waarop appellant in beroep en vervolgens hoger beroep gaat.
Met betrekking tot de verzochte kostenraming overweegt de Raad van State dat blijkens artikel 2.57 Aanbestedingswet en de geschiedenis van de totstandkoming van dat artikel ziet op zowel aanbestedingsstukken als op andere voorbereidende documenten voor de aanbesteding die door de aanbestedende dienst zijn opgesteld. Naar het oordeel van de Raad van State kunnen stukken die zien op de kostenraming de mededinging vervalsen. Ter zitting heeft de aanbestedende dienst toegelicht dat zij in de toekomst vergelijkbare aanbestedingen zal houden waarvoor de details van de raming relevant zijn. De kostenraming is dus terecht niet openbaar gemaakt.
Met betrekking tot de door het adviesbureau opgestelde stukken oordeelt de Raad van State dat de rechtbank in beroep ten onrechte oordeelde dat het initiële verzoek deze stukken niet omvatte. Het hoger beroep is op dit punt dus gegrond. Vervolgens wordt overwogen dat het in de beslissing op bezwaar ingenomen standpunt dat geen stukken bestaan over de voorbereiding van de aanbesteding door het adviesbureau geen stand kan houden, omdat ter zitting is erkend dat in ieder geval e-mailcorrespondentie over de voorbereiding van de aanbesteding bestaat.
De aanbestedende dienst moet dus alsnog onderzoeken of de e-mailcorrespondentie met eventueel onderliggende stukken, al dan niet gedeeltelijk, openbaar kan worden gemaakt. Daarbij dient dus allereerst aan artikel 2.57 Aanbestedingswet te worden getoetst. Het is de vraag of dit artikel zich ook verzet tegen de openbaarmaking van stukken ter voorbereiding van een aanbesteding die niet zijn opgesteld door de aanbestedende dienst zelf. Uit het artikel en de toelichting volgt dit niet. De strekking van het artikel is om openbaarmaking van stukken te voorkomen waarvan de inhoud kan worden gebruikt om de mededinging te vervalsen in een lopende dan wel in een latere aanbestedingsprocedure, op grond waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat ook door derden ten behoeve van een aanbesteding opgestelde stukken binnen de reikwijdte van dit artikel kunnen vallen.
Indien verstrekking van de verzochte documenten niet strandt op artikel 2.57 Aanbestedingswet, wordt getoetst aan de weigeringsgronden van de Wob. In een eerder blog schreven wij dat ook documenten afkomstig van derden die niet tot de kring van de overheid behoren kunnen worden aangemerkt als documenten die zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad, indien de documenten met dat oogmerk zijn opgesteld. Het interne karakter van het beraad vervalt wanneer daaraan het karakter van advisering of gestructureerd overleg moet worden toegekend. Nu in het onderhavige geval sprake is van een specifiek en op een beperkte periode betrekking hebbend project, verwacht ik niet dat de in geding zijnde e-mailberichten het karakter zullen dragen van advisering of gestructureerd overleg. In dat geval zullen de e-mailberichten, voor zover die zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad, op grond van de Wob niet openbaar gemaakt hoeven te worden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.