Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Koper koopt een pand van de gemeente. De verkoopbrochure vermeldt foutief dat het pand op grond van het bestemmingsplan bestemd is voor horecagebruik. Na totstandkoming van de koopovereenkomst informeert de gemeente de koper over de fout. Koper vordert bij de rechtbank Limburg een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst is ontbonden, maar vangt bot.
Haviltex
De vraag is of koper mocht verwachten dat het gekochte pand bestemd was voor horecagebruik. De Hoge Raad hanteert sinds 1981 de Haviltex-maatstaf: bij vaststelling van wat partijen zijn overeengekomen komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan het overeengekomene mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
In het onderhavige geval oordeelt de rechtbank Limburg dat de koper, ondanks de fout, niet op basis van de verkoopbrochure mocht verwachten dat het gekochte pand geschikt was voor horecagebruik. De rechtbank stelt vast dat in de koopovereenkomst het pand is aangeduid als winkelpand en de verkoopbrochure vrijblijvende projectinformatie bevat.
Onderzoeksplicht
Dit oordeel van de rechtbank impliceert dat de koper naar aanleiding van de tekst van de koopovereenkomst voorafgaand aan de ondertekening onderzoek had moeten verrichten naar de bestemming van het pand, bijvoorbeeld door navraag bij de gemeente.
Het oordeel van de rechtbank sluit aan op de onderzoeksplicht die op kopers rust voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst. Deze onderzoeksplicht vloeit voort uit artikel 7:17 lid 2 BW. De rechtbank noemt de onderzoeksplicht niet.
Op basis van deze onderzoeksplicht lijkt mij het impliciete oordeel van de rechtbank dat kopers bij de koop van onroerende zaken zich niet dienen te beperken tot de informatie in verkoopbrochures juist.
Adiba Bouichi is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.