icon

Afdeling: Terechte weigering vergunning windturbines havengebied Amsterdam

De discussie over het plaatsen van windturbines is er een die niet alleen de gemoederen in het buitengebied bezig houdt, maar ook kan spelen in een stedelijke omgeving. Zo ook in het Amsterdams havengebied.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 30 augustus in een vijftal uitspraken, met gevoegde behandeling (ECLI:NL:RVS:2017:2331, ECLI:NL:RVS:2017:2332, ECLI:NL:RVS:2017:2333, ECLI:NL:RVS:2017:2316, ECLI:NL:RVS:2017:2318) een oordeel gegeven over de vergunningverlening voor 23 windturbines.

Het geschil draait om het volgende. Bij besluit van 15 november 2016 heeft het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland de aanvragen van het Havenbedrijf Amsterdam BV en NSDM voor de bouw in afwijking van het bestemmingsplan van in totaal 23 windturbines met een totale productiecapaciteit van 54,8 MW in het Amsterdam havengebied geweigerd, omdat de aanvraag niet zou voldoen aan de voorwaarden in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Het Havenbedrijf/NSDM, de gemeente Amsterdam en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (eisers) kunnen zich niet met dit besluit verenigen en hebben beroep bij de Afdeling ingesteld.

Belanghebbendheid
Interressant in dit geschil is onder andere het feit dat zowel de gemeente Amsterdam als het college van b&w van Amsterdam beroep tegen het besluit van Gedeputeerde Staten hebben ingesteld. Gedeputeerde Staten verweren zich met een beroep op de niet-ontvankelijkheid van beide wegens het niet zijn van een belanghebbende (wellicht met artikel 1.4 Crisis- en herstelwet in gedachten?). De Afdeling volgt deze redenering niet en overweegt dat de gemeente belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 lid 1 Awb, nu de gemeemte eigenaar is van de percelen waarop de windturbines zouden worden gerealiseerd. Het college is volgens de Afdeling belanghebbende op grond van artikel 1:2 lid 2 Awb, nu de beslissing om de plaatsing van windturbines gevolgen kan hebben voor de ruimtelijke ordening en dit belang aan het college op grond van de Wabo aan het college is toevertrouwd.

Windturbines herstructureringsgebied
Op grond van artikel 32 lid 4 PRV is uitbreiding van windturbines in een herstructureringsgebied als het havengebied Amsterdam alleen mogelijk als wordt voldaan aan een aantal stikte voorwaarden. Zo mag een nieuwe windturbine slechts worden gebouwd of opgeschaald indien ten minste twee (oude) windturbines in de provincie worden verwijderd. Ook moet een overeenkomst worden overgelegd tussen de aanvrager van de nieuwe windturbine en de eigenaar van de 'oude' windturbines, zodat deze op tijd worden gesaneerd.

Eisers voeren onder andere aan dat deze voorwaarden in strijd zijn met hogere regelgeving en om die reden buiten toepassing moeten worden gelaten. Het zou aan het gemeentebestuur zijn om te beslissen over de komst van de windturbines en niet aan de provincie, wegens het ontbreken van een provinciaal belang als bedoeld in artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het provinciebestuur zou niet bevoegd zijn om met het oog op een goede ruimtelijke ordening het oprichten van windturbines in het haven- en industriegebied van Amsterdam te beperken.

De Afdeling volgt de redenering van eisers niet en overweegt dat aan artikel 32 PRV een ruimtelijk belang ten grondslag ligt, vanwege het belang dat Provinciale Staten heeft toegekend aan het behoud van de openheid van het landschap in Noord-Holland en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit daarvan. De Afdeling overweegt dat Provinciale Staten zich in redelijkheid deze belangen als provinciaal belang hebben kunnen aantrekken, omdat de windturbines (ook op deze locatie) 'door hun afmetingen en zichtbaarheid over grote afstand een impact op de ruimte in het landelijk gebied hebben'. De Afdeling concludeert dat Provinciale Staten regels heeft mogen stellen en Gedeputeerde Staten vervolgens de vergunningen heeft mogen weigeren. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Windmolens in het havengebied van Amsterdam zullen (voorlopig) niet worden gerealiseerd.

Gelet op het gebrek aan maatschappelijk draagvlak voor windenergie op land door de voortgaande schaalvergroting en gestage groei van het aantal winturbines en de hiermee samenhangende toegenomen ruimtelijke impact (in Noord-Holland), ligt de realisatie van duurzame energie en en het behalen van klimaatdoelstelling nog (ver) in de toekomst.


Dominique de Haas is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied omgevingsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Afdeling: Terechte weigering vergunning windturbines havengebied Amsterdam

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief