icon

Ophef over winst en beloning in zorginstellingen

Het zal u niet zijn ontgaan: er wordt de afgelopen dagen veel gesproken en geschreven over constructies in de zorg waarmee het winstverbod en het beloningsplafond zouden worden omzeild. Wat is er aan de hand?

Om te beginnen de regels. Om verzekerde zorg te mogen leveren (dus: zorg die wordt betaald door de ziektekostenverzekeraars) heeft een instelling een toelating nodig van de minister van VWS, dit op grond van de Wet toelating zorginstellingen; zonder zo’n toelating kan een ziektekostenverzekeraar niet met een instelling contracteren. Diezelfde wet schrijft voor dat instellingen met zo’n toelating geen winst mogen uitkeren. Daarnaast is de Wet normering topinkomens van toepassing op die instellingen, waardoor het salaris van de bestuurders (en straks iedereen in de instelling op de medisch specialisten na) is gemaximeerd. Wat nu regelmatig voorkomt is dat zo’n toegelaten instelling (meestal een stichting) inderdaad contracteert en afrekent met zorgverzekeraars, maar de daadwerkelijke zorg laat uitvoeren door een B.V. voor wie al die regels níet gelden. Een toelating is niet nodig want die heeft de stichting al, en het winstverbod en beloningsplafond gelden niet voor de B.V. want die heeft geen toelating, en ontvangt zijn inkomsten niet van de verzekeraars.

Worden hiermee regels omzeild, en wordt daarmee gehandeld in strijd met de geest van die regels? Ja, zonder meer. Is het daarmee ook fraude, en moet het worden afgekeurd? Het antwoord op de eerste vraag is nee, en het antwoord op de tweede vraag is een stuk genuanceerder – en ingewikkelder – dan je op het eerste gezicht zou denken. Zonder volledig te willen zijn noem ik wat aspecten.

Om maar eens met dat winstverbod te beginnen: het doel daarvan is helder, en ook te respecteren. De kosten van de zorg nemen toe, ze vormen een zware last (we betalen het met z’n allen), en dus wil je voorkomen dat grote sommen gemeenschapsgeld verdwijnen in de zakken van een paar bestuurders. En toch is dat winstverbod ook weer niet helemaal logisch: de overheid stimuleert juist de marktwerking in de zorg omdat dat wordt gezien als middel om de kosten juist te drukken (dat is de basis van de Wet marktordening gezondheidszorg); investeringen zijn daarnaast nodig, en stimuleren de ontwikkelingen juist. Het was ook het voornemen van de regering om winstuitkeringen wél toe te staan; voormalig minister Schippers heeft daartoe al in 2012 een wetsvoorstel ingediend dat in 2014 door de Tweede Kamer is aangenomen, maar dat sindsdien hangt tussen advies van de Raad van State en goedbedoelde maar onhandige amendementen.

Toegegeven: de wet is er nog niet, en winstuitkeringen zijn dus niet toegestaan. Constructies die dat toch toestaan wekken daarmee de schijn van schimmigheid, en wat niet helpt is dat de instellingen die in de krantenartikelen figureren er niet open over zijn. Maar dat is ook wel verklaarbaar: de marktordening van de gezondheidszorg – zie boven – houdt in dat verzekeraars met instellingen onderhandelen over prijzen, en die gegevens zijn dus gevoelige informatie.

Wat ronduit vreemd is, is dat de Tweede Kamer nu reageert als door een horzel gestoken. Zo noemt een kamerlid het irritant dat “toch weer allerlei wegen worden gevonden waardoor het geld toch niet naar de zorg gaat” (citaat overgenomen uit FD van vandaag). Het is al jaren bekend dat deze mogelijkheid niet alleen bestaat maar ook wordt gebruikt, en de voor de hand liggende remedie is: regel het dan. Zorg ofwel dat het niet kan, of – zoals al jaren de bedoeling is – leg vast dat het wél kan, en stel daarvoor de juiste regels en marges vast.

Over de WNT heb ik het hier al vaker gehad. Ik heb al wel eerder gezegd dat terwijl het stellen van grenzen breed wordt aanvaard, die grenzen zelf nogal eens onderwerp van discussie zijn – een discussie die het verdient zorgvuldig te worden gevoerd. Investeerders worden nu te makkelijk weggezet als graaiers, terwijl zij wel risico lopen met ingelegd kapitaal, en kennelijk winst weten te maken binnen de tarieven die met zorgverzekeraars worden afgesproken. De rol van die laatste partij blijft in de discussie – om mij onduidelijke redenen – onderbelicht, om niet te zeggen onbesproken.

Als laatste opmerking: privéklinieken maken (ook) winst met onverzekerde zorg, waar dus helemaal geen gemeenschapsgeld naar toe gaat. Daar is niets op tegen, en dat mag ook gewoon.

Ondertussen lijkt er ook voor de instellingen nog wel een slag te maken. Volledige transparantie is wellicht wat veel gevraagd, maar wat meer openheid zou wellicht goed zijn. Nu ligt het accent volledig op wat dit de gemeenschap zou kosten; het zou goed zijn ook eens te zien wat het de gemeenschap oplevert, door – kennelijk – efficiënt opererende organisaties. Het feit dat een aantal instellingen zijn governance kennelijk niet op orde heeft (met kennelijk niet echt gekwalificeerde of functionerende raden van toezicht) tenslotte is gewoon niet goed. Daar zouden die instellingen op moeten worden aangesproken; als de Inspectie dat niet doet, zouden de zorgverzekeraars daar naar kunnen kijken.

Kortom: de huidige situatie is verre van ideaal, maar ook bepaald niet eenduidig. Er zal de komende tijd nog het nodige over worden gezegd en geschreven – we zullen de disussie met belangstelling volgen.


Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied zorg.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Ophef over winst en beloning in zorginstellingen

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief