Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
In vervolg op onze eerste blog in de reeks over de voorgenomen wijzigingen van de WNT, wordt hieronder verder ingegaan op de aanpassing van het begrip gelieerde rechtspersoon.
De WNT werkt door in gelieerde rechtspersonen van WNT instellingen. Die doorwerking ziet op de bezoldiging van de topfunctionaris. Anderszins hoeft de gelieerde rechtspersoon zich niet aan de WNT te houden. Gelieerde rechtspersonen zijn organisaties die zelf niet als zodanig onder de WNT vallen, maar wel een relatie hebben met een WNT-instelling. Werkt een topfunctionaris bij beide instellingen, dan mag de som van de bezoldigingen verkregen bij de WNT instelling en bij de gelieerde rechtspersoon, niet meer zijn dan de voor de WNT instelling geldende maximum bezoldiging.
Op dit moment is de gelieerde rechtspersoon gedefinieerd als een door een WNT instelling opgerichte rechtspersoon, oftewel het ziet alleen op dochterondernemingen. Daarmee vallen moederondernemingen (die immers een WNT instelling zelf zouden kunnen hebben opgericht) niet onder het begrip. Dat is onwenselijk, omdat de WNT hierdoor kan worden ontweken door de bestuurder bij de moeder aan te stellen, die zodoende niet aan het bezoldigingsmaximum is gebonden.
De ministers hebben voorgesteld de reikwijdte van het begrip gelieerde rechtspersoon uit te breiden naar moedermaatschappijen door het begrip gelieerde rechtspersoon ruimer te definiëren. Overigens gaat de voorgenomen wijziging nog verder dan moedermaatschappijen in de zin van de wet (art 2:24a BW). Het gaat om rechtspersonen die invloed van betekenis hebben op het beheer of beleid.
Een vergelijkbare wijziging werd al eerder voorgesteld bij het voorstel voor de WNT 3. De Raad van State heeft destijds bij dat voorstel gewezen op het risico voor uitbreiding van de reikwijdte van de WNT naar organisaties die niet tot de (semi)publieke sector behoren. De Raad van State noemde als voorbeeld dat topfunctionarissen die alleen bij de moeder in dienst waren ook onder de reikwijdte van de WNT zouden worden gebracht. Dat risico erkennen de ministers niet. Alleen indien een topfunctionaris zowel bij de WNT instelling als bij een aan de WNT instellingen gelieerde rechtspersoon werkt (niet perse in dienst is), telt de bezoldiging die de topfunctionaris bij de gelieerde rechtspersoon ontvangt mee voor het bezoldigingsmaximum. Deze wijziging ziet dus alleen op de bezoldiging van de topfunctionaris en heeft als zodanig geen WNT gevolgen voor de gelieerde rechtspersoon. Indien de gelieerde rechtspersoon en de WNT instelling zelfstandige besturen hebben en er dus geen invloed van betekenis over en weer wordt uitgeoefend heeft de moedermaatschappij zelfs helemaal niets met de WNT te maken.
De praktijk zal moeten uitwijzen of deze wijziging inderdaad niet tot onaanvaardbare uitbreiding van de reikwijdte van de WNT leidt.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.