icon

Exhibitieplicht ex artikel 843a Rv mogelijk ook als verzoek om inzage op grond van WOB en WJG is afgewezen

In het arrest van 12 februari 2014 van het Hof Arnhem-Leeuwarden zijn de cumulatieve vereisten waaraan een verzoeker die op grond van artikel 843a Rv inzage vordert in bepaalde bescheiden opnieuw keurig onder elkaar gezet. Nog interessanter is het dat het Hof in dit arrest oordeelde dat artikel 843a Rv ook soelaas biedt als een verzoek tot inzage op grond van de Wet Justitiële en strafrechtelijke gegevens wordt afgewezen. De WJG is te beschouwen als een lex specialis die voorrang heeft op artikel 843a Rv. De gegevens die worden verkregen in een strafrechtelijk onderzoek kunnen aan derden worden verstrekt indien een zwaarwegend belang in de zin van deze wet zich daartegen niet verzet. Zelfs indien de gegevens op basis van die lex specialis niet worden verstrekt, betekent de toepassing van artikel 843a Rv volgens het Hof niet dat de WJG wordt doorkruist omdat in dat kader van een andere belangenafweging wordt uitgegaan. Ook een afwijzing van het verzoek op grond van de Wob staat naar het oordeel van het Hof niet in de weg aan een toewijzing op grond van artikel 843a Rv.

Hieronder de feiten.

De Stichting Hogeschool van Amsterdam (HvA) beëindigde per brief van 26 februari 2009 per direct alle overeenkomsten uit 2003 en 2006 (van opdracht) tussen HvA en T&vT nadat bekend werd dat T&vT, haar bestuurders en aan hen gelieerde ondernemingen betrokken zouden zijn geweest bij deze grootschalige vastgoedfraude, beter bekend als de Klimop-zaak. De overeenkomsten tussen partijen zagen op het ontwikkelen en het begeleiden van de uitvoering van diverse nieuwbouwprojecten in Amsterdam met betrekking tot onder meer een campus. Het openbaar ministerie heeft in 2011 een transactie gesloten met bestuurder 2, met T&vT en met de houdstermaatschappijen van bestuurder 1 en 2. Bestuurder 1 en 3 zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen.

T&vT heeft HvA in 2009 gedagvaard en samengevat verklaringen voor recht gevorderd dat de overeenkomsten nog steeds gelden, dat HvA deze dient na te komen en subsidiair dat HvA dient te worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van EUR 15 mio.

HvA heeft zich verweerd en onder meer een (voorwaardelijke) reconventionele vordering ingesteld om de overeenkomst met terugwerkende kracht te ontbinden. Tegelijkertijd heeft HvA een vordering op grond van artikel 843a Rv ingesteld. De laatste vordering is door de rechtbank afgewezen. HvA heeft vervolgens twee andere juridische wegen bewandeld om (delen van) de door haar verlangde informatie te pakken te krijgen, te weten door middel van een verzoek op grond van de wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) en op grond van de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB). Die verzoeken zijn ook afgewezen.

In hoger beroep heeft HvA haar incidentele vordering gewijzigd. HvA stelt dat zij een rechtmatig belang heeft bij inzage van bepaalde bescheiden om haar stellingen nader te kunnen onderbouwen dat zij de overeenkomsten op 26 februari 2009 met onmiddellijke ingang mocht ontbinden omdat T&vT door de strafrechtelijke onderzoeken naar de bestuurders en de aan hen gerelateerde ondernemingen de overeenkomsten niet meer konden nakomen én dat de belangen van HvA bij continuering van de relatie zouden worden geschaad. Blijkbaar hebben partijen contractueel de mogelijkheid tot onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst van opdracht uitgesloten. In principe bepaalt de wet namelijk dat de opdrachtgever een overeenkomst altijd mag opzeggen. Dat lijkt in dit geval niet mogelijk. HvA heeft in de bodemprocedure uitvoerig ingezet op haar bevoegdheid de overeenkomsten met onmiddellijke ingang te mogen ontbinden. Dit wordt gekwalificeerd als een bevrijdend verweer. De bewijslast van deze stellingen ligt bij HvA.

Het Hof herhaalt in r.o. 4.5 van het Arrest de rechtsregel van artikel 843a Rv. Een beroep op dit artikel niet mag leiden tot een fishing expedition. Er moet worden voldaan aan een aantal cumulatieve vereisten wil de rechter het verzoek toewijzen. De verzoeker dient een (i) rechtmatig belang te hebben bij het verzoek. De verzochte documenten dienen (ii) duidelijk te zijn omschreven. De documenten hebben (iii) betrekking op een rechtsbetrekking waarin hij of zijn voorganger partij zijn. Uitdrukkelijk overweegt het Hof dat het artikel niet de mogelijkheid biedt voor het opvragen van documenten waarvan een partij zou kunnen vermoeden dat zij wel eens steun zouden kunnen bieden aan haar stellingen. Dit is een correcte weergave van de rechtsregel. Artikel 843a Rv kent een bijzondere exhibitieplicht. Het ziet op de situatie dat de inhoud van een schriftelijk bewijsmiddel aan een partij in beginsel wel bekend is, maar dat zij het bewijsmiddel niet in het bezit heeft.

Aanvullend overweegt het Hof dat zelfs als aan de voornoemde vereisten is voldaan er gewichtige redenen kunnen zijn om het verzoek desondanks af te wijzen.

Het Hof buigt zich allereerst over de vraag of T&vT inzicht dient te verschaffen in vier processen-verbaal van de FIOD-ECD waaruit kan volgen wanneer er jegens de betrokkenen een verdenking is ontstaan en wanneer dat kenbaar is gemaakt. Het Hof oordeelt dat HvA een rechtmatig belang heeft bij inzag in de documenten. Dat er een strafrechtelijke verdenking bestond, staat vast. Het is HvA echter niet duidelijk vanaf wanneer die strafrechtelijke verdenking is ontstaan. Door de transactie tussen het OM en de verdachten heeft geen openbaar onderzoek plaatsgevonden. Van belang is dat HvA kan aantonen dat er op het moment van de ontbinding daadwerkelijk gronden waren voor die ontbinding. De processen-verbaal -die volgens het Hof voldoende bepaalbaar zijn- kunnen daar een bijdrage aan leveren. Daarnaast oordeelt het Hof dat de documenten te beschouwen zijn als bescheiden aangaande een rechtsbetrekking (namelijk een mogelijke onrechtmatige daad) waarin HvA partij is. Het Hof oordeelt verder dat er geen gewichtige redenen zijn het verzoek niet toe te wijzen. Een afwijzing op grond van de WJG en de WOB staan niet aan een toewijzing van een verzoek tot inzage in documenten op grond van artikel 843a Rv in de weg. Het Hof oordeelt dat de WJG een wettelijke regeling is die waarborgen geeft voor een zorgvuldige omgang met strafvorderlijke gegeven door het OM. Het gaat daarbij om een verstrekking door het OM van gegevens uit een strafdossier aan derden. Uit een brief van 29 september 2011 namens de minister van justitie en veiligheid aan de advocaat van HvA volgt dat het voeren van een civiele procedure als zwaarwegend algemeen belang in de zin van de wet kan worden beschouwd, maar dat het civiele geschil als het onderhavige geen bijzonder doel is in de zin van de WJG.

Bij de belangen afweging speelt volgens het Hof tevens een rol dat de gevraagde gegevens een klein onderdeel uitmaken van het strafdossier. Het Hof acht het verder van belang dat Tv&T heeft erkend dat zij over het strafdossier beschikt en dat T&vT niet heeft aangegeven waarom zij de data niet uit eigen beweging aan HvA bekend heeft gemaakt. Dat de data uit de processen-verbaal van het strafdossier zijn te kennen, beschouwt het Hof dan ook meer als een toevallige plaats. Uit het arrest volgt dat het exhibitierecht niet langer als ultimum remedium wordt gezien maar op gelijke voet staat met andere bewijsmiddelen. Het voorgaande leidt er dan ook toe dat het Hof het verzoek honoreert.

Dat geldt niet voor het verzoek om inzage over personeelsgegevens over een bepaalde periode en bepaalde financiële gegevens zoals de financiële rapportages over 2010 van T&vT te verschaffen vanwege het feit dat HvA de relevantie voor de inzage onvoldoende heeft onderbouwd.

Tot slot wijst het Hof het verzoek tot inzage in alle correspondentie tussen T&vT en de gemeente Amsterdam met betrekking tot het campusproject in de periode 1 juli 2007 tot en met 31 maart 2009 toe. Ook hier loopt het Hof de cumulatieve vereisten op correcte wijze af.

Volgens het Hof speelt het een rol dat HvA T&vT een opdracht heeft gegeven voor het ontwikkelen en begeleiden van de uitvoering van diverse nieuwbouwprojecten. Uit de overwegingen bij deze overeenkomst blijkt dat HvA heeft gekozen voor een samenwerking met T&vT omdat laatstgenoemde naast kennis van het bouwproces ook ondersteuning kon bieden bij begeleiding in het politiek-bestuurlijke proces dat aan de bouwontwikkeling voorafgaat, nu de bouwcontouren destijds nog niet bekend waren. Vervolgens zijn tussen HvA en T&vT per deelobject vastgoed ontwikkelingsovereenkomsten tot stand gekomen. Uitvoering van die deelprojecten hingen voor een deel af van de goedkeuring van (de stadsdelen) van Amsterdam.

Op 9 september 2008 stuurde de gemeente Amsterdam HvA een brief waarin de gemeente Amsterdam HvA informeert dat zij geen schriftelijke toestemming zal verlenen voor de vervreemding van het recht op gronduitgifte indien de gemeente Amsterdam hierdoor financieel nadeel zal lijden of imago schade zal oplopen. Ook gaf de gemeente aan niet te zullen instemmen met het inschakelen van ontwikkelaars of adviseurs wiens of wier bedrijfsvoering of maatschappelijke integriteit ter discussie staat of onderwerp is van een gerechtelijke discussie of een aanloop daartoe.

Het Hof oordeelt dat HvA gezien het bovenstaande een rechtmatig belang heeft bij inzage. Tv&T heeft niet weersproken dat zij ter uitvoering van de overeenkomsten een rol speelde in de ondersteuning in het politiek-bestuurlijke proces. Uit de brief van de gemeente volgt dat de uitvoering van het campus project als gevolg van de samenwerking met Tv&T onder druk zou komen te staan, ondanks het feit dat het campus project niet als zodanig bij het strafrechtelijk onderzoek betrokken is geweest. Daarnaast zijn de gevraagde bescheiden voldoende bepaalbaar en betreffen het bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarbij HvA partij is.


Diana Joosten is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied contracten.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Exhibitieplicht ex artikel 843a Rv mogelijk ook als verzoek om inzage op grond van WOB en WJG is afgewezen

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief