icon

Bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement: onbehoorlijk of slechts onzorgvuldig bestuur?

In geval van faillissement van de B.V. zijn haar bestuurders hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele boedelschuld indien zij hun taak onbehoorlijk hebben vervuld (en dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is).

Wanneer bestuurders niet voldoen aan hun verplichting tot openbaarmaking van de jaarrekening, wordt onbehoorlijke taakvervulling als belangrijke oorzaak van het faillissement van rechtswege vermoed. Bestuurders die worden aangesproken voor de boedelschuld, kunnen zich dan niet meer verweren met het argument dat zij ondanks hun publicatieverzuim toch niet onbehoorlijk hebben bestuurd. De curator verkeert in dat geval in een gemakkelijke positie, omdat hij alleen het niet indienen van de jaarstukken hoeft aan te voeren.

Het van rechtswege vermoeden van aansprakelijkheid kan in zo’n geval alleen nog worden weggenomen, indien de bestuurder aannemelijk maakt dat de oorzaak van het faillissement een andere is dan zijn onbehoorlijk bestuur (dat uit de jaarrekeningen zou moeten blijken). Wanneer hij daarin slaagt, is het vervolgens aan de curator om onbehoorlijke taakvervulling te stellen en te bewijzen.

Bij arrest van 30 november 2007 heeft de Hoge Raad dit nader uitgewerkt.

De enig bestuurder van een breifabriek (B.V.) had over twee boekjaren verzuimd de jaarrekening openbaar te maken. Het daarop volgende jaar werd brand gesticht in de breifabriek. Het inbraakalarm was enige tijd voor de brandstichting met medeweten van de bestuurder verwijderd. Vanwege het ontbreken van het in de brandverzekeringspolis vereiste inbraakalarm, weigerde de verzekeraar uit te keren en de B.V. ging failliet.
De bestuurder werd door de curator aansprakelijk gesteld op grond van onbehoorlijk bestuur (niet publiceren jaarrekeningen). In hoger beroep voerde de bestuurder aan dat het faillissement echter moest worden geweten aan het niet uitkeren door de verzekeraar. Het Gerechtshof ging niet mee in dit verweer, omdat de schending van de polisvoorwaarden volgens hem niet kon worden aangemerkt als een 'externe omstandigheid' en dus kennelijk eveneens als onbehoorlijk bestuur moest worden gezien. De curator kreeg dus gelijk.

Dit oordeel werd door de Hoge Raad echter gecasseerd. Omdat de bestuurder aannemelijk had gemaakt dat er een andere oorzaak was voor het faillissement, was het niet langer redelijk om het vermoeden van rechtswege van aansprakelijkheid te handhaven. De zaak werd verwezen naar een ander Gerechtshof om opnieuw te worden behandeld.

Op grond van het oordeel van de HR, dient de curator nu te stellen dat het optreden van de bestuurder rond de brandverzekering naast onzorgvuldig ook onbehoorlijk was. Met deze stelplicht komt ook de bewijslast op de curator te rusten. Hierdoor wordt de aangesproken bestuurder die geen jaarstukken heeft ingediend in elk geval in theorie ontlast. De classificatie van `onbehoorlijk` is vervolgens aan de curator.


Koen van den Berg is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement: onbehoorlijk of slechts onzorgvuldig bestuur?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief