Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Onlangs oordeelde de Commissie Gelijke Behandeling dat een werkgever indirect onderscheid maakte als bedoeld in de wet gelijke behandeling op grond van handicap/chronische ziekte (WGBH/CZ), door een chronisch zieke werknemer geen loonsverhoging toe te kennen, nu haar werkzaamheden niet (positief) beoordeeld konden worden vanwege langdurig ziekteverzuim en het deels verrichten van aangepaste werkzaamheden. Wat was daar precies aan de hand?
Een werkneemster meldt zich ziek wegens chronische pijnklachten. In eerste instantie verricht de werknemer in het kader van haar re-integratie een aantal uur per week haar eigen werkzaamhe-den. Als de werkneemster na een tijdje wederom ziek uitvalt, laat de werkgever haar re-integreren door haar een aantal uur in de week aangepast werk uit te laten voeren.
Volgens het beloningssysteem van de werkgever, dat sinds 1 januari 2008 geldt, komen personeelsleden die minimaal “goed” hebben gepresteerd in aanmerking voor een loonsverhoging. De werkneemster in dit geval heeft per 1 januari 2008 geen loonsverhoging ontvangen. Zij stelt dat sprake is van verboden onderscheid op grond van de WGBH/CZ. Deze wet verbiedt onder meer het maken van onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte bij de arbeidsvoorwaar-den, zoals de beloning.De werkgever bestrijdt onderscheid te hebben gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte. De reden dat de werknemer geen loonsverhoging heeft gehad is uitsluitend gelegen in het feit dat de werkgever haar niet heeft kúnnen beoordelen, immers ze was langdurig afwezigheid en nadien volgde een periode waarin de werknemer met name aangepast werk verrichtte. Dit maakt het derhalve onmogelijk om te beoordelen of het functioneren van werknemer dusdanig was dat zij een loonsverhoging verdiende, aldus de werkgever. De vrouw stelt daar tegenover dat, nu haar beperkte aanwezigheid werd veroorzaakt door haar ziekte, haar afwezigheid niet kan worden losgekoppeld van haar ziekte.
De Commissie geeft haar gelijk en meent dat sprake is van een ongerechtvaardigd indirect onderscheid. Zij overweegt dat de redenen die de werkgever geeft op grond waarvan zij de werkneemster niet heeft kunnen beoordelen, een rechtstreeks en onlosmakelijk gevolg zijn van haar chronische ziekte.
De Commissie overweegt voorts dat het doel dat de werkgever na zegde te streven met de loonsverhoging, te weten o.a. het stimuleren van medewerkers om hun inzet en prestaties te verbeteren, door de maatregel niet extra gestimuleerd werd. Deze doelstellingen waren namelijk niet binnen haar onderneming kenbaar gemaakt noch op enig andere wijze besproken met de werknemers. De werkgever heeft zelfs niet met de medewerkers aan wie geen loonsverhoging werd toegekend besproken dat en waarom zij geen loonsverhoging kregen, noch heeft de werknemer met hen besproken op welke onderdelen zij hun functioneren dienden te verbeteren om uiteindelijk wel in aanmerking te kunnen komen voor de loonsverhoging. De Commissie ziet dan ook niet in hoe de werknemers door de extra beloning gestimuleerd zouden kunnen worden. Ook oordeelt de Commissie dat het middel – het vereiste van een actuele, positieve beoordeling – niet geschikt en noodzakelijk is om het reeds genoemde doel te bereiken, met name nu de structurele loonsverhoging afhankelijk is van een beoordeling over een periode van vier maanden. De beoordelingen van voordien – die van onderhavige werknemer zijn altijd “goed” geweest – tellen voor de loonsverhoging namelijk niet mee. Het ontzeggen van een structurele loonsverhoging op basis van een beoordeling over een periode van slechts vier maanden is disproportioneel en daarmee niet noodzakelijk.
Conclusie: het lijkt zo vanzelfsprekend om een werknemer die je niet hebt kunnen beoordelen, ook geen loonsverhoging die samenhangt met die beoordeling, toe te kennen. Deze uitspraak van de Commissie laat evenwel zien dat dat eigenlijk helemaal niet zo vanzelfsprekend is.
Kissiwah Mireku is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.