icon

Retentierecht in de bouw

Het komt geregeld voor dat een aannemer zich ten aanzien van een (on)roerende zaak op een retentierecht beroept. Simpel gezegd houdt hij dan de zaak van zijn opdrachtgever onder zich, zo lang zijn vordering niet is voldaan. Voor derden is dit meestal zichtbaar doordat een bouwplaats is afgesloten en er een bord hangt met de mededeling dat de aannemer zich op zijn retentierecht beroept.

Voor het uitoefenen van het retentierecht in de bouw is vereist dat de aannemer de feitelijke macht heeft over de zaak, dat zijn vordering op de opdrachtgever opeisbaar is en dat er voldoende samenhang tussen vordering en de verplichting tot afgifte van de zaak in de macht van de opdrachtgever bestaat.

In de praktijk bestaat er nogal eens onduidelijkheden over deze vereisten. Wanneer is er bijvoorbeeld sprake van feitelijke macht? Dit kan het geval zijn als de aannemer bestaande hekwerken laat staan om het anderen onmogelijk te maken de bouwplaats te betreden. Onder feitelijke macht valt ook het niet ontruimen van een bouwplaats, zodat gebruik door derden niet mogelijk is. Het aanbrengen van borden betekent op zichzelf bezien niet dat er sprake is van feitelijke macht en is – in tegenstelling tot wat men vaak denkt – geen vereiste voor het ontstaan van een retentierecht. Wel is het aanbrengen van borden van belang voor derden met een later recht op de zaak.

Van belang is dat de aannemer de feitelijke macht heeft op grond van de normale uitoefening van de aanneemovereenkomst. De aannemer kan bijvoorbeeld niet op eigen houtje de feitelijke macht naar zich toe trekken door na afronding van werkzaamheden en vertrek van de bouwplaats alsnog het bouwperceel af te sluiten. Hetzelfde geldt voor de situatie waarin de aannemer reeds bestaande sloten gaat vervangen of extra sloten gaat plaatsen. Er kan dan sprake zijn van het eigenmachtig verschaffen van de feitelijke macht, hetgeen aan een retentierecht in de weg staat.

Al met al schort er in de praktijk nogal eens wat aan de uitoefening van het retentierecht door aannemers. Het is dan ook – zowel voor aannemer als opdrachtgever – de moeite waard om de situatie te laten beoordelen. Is niet voldaan aan alle vereisten, dan kan namelijk de conclusie worden getrokken dat het retentierecht zonder rechtsgrond wordt uitgeoefend en sprake is van een tekortkoming aan de zijde van de aannemer met alle gevolgen van dien.


Paulien Beunk is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Retentierecht in de bouw

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief