icon

Bankgarantie als zekerheid

Tot bewaring van recht kan onder andere conservatoir beslag worden gelegd op eigendommen van de schuldenaar. Het beslag blijft gedurende de daarop volgende procedure bestaan, tenzij de voorzieningenrechter in de tussentijd op verzoek van de schuldenaar het beslag opheft. De voorzieningenrechter zal het beslag onder andere opheffen als summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van de beslaglegger blijkt of indien voor de vordering (in plaats van het beslag) voldoende zekerheid wordt gesteld.

De voorzieningenrechter in Amsterdam oordeelde onlangs over een geboden zekerheid in de vorm van een bankgarantie. Het bedrijf waaronder beslag was gelegd, bood een bankgarantie aan tegen opheffing van het beslag. Een bankgarantie is een contract waarin een bank onvoorwaardelijk garandeert om (op kosten van de schuldenaar) een bedrag aan de begunstigde te betalen, indien hij daarop aanspraak maakt. In dit geval zou de beslaglegger (de begunstigde) daar aanspraak op maken indien een veroordelend vonnis in de inhoudelijke procedure in kracht van gewijsde zou zijngegaan.

De beslaglegger wilde echter geen genoegen nemen met deze zekerheid, omdat zij met haar beslag reeds zou kunnen executeren vóórdat een veroordelend vonnis, indien uitvoerbaar bij voorraad verklaard, in kracht van gewijsde zou zijn gegaan.

De voorzieningenrechter overwoog dat er geen eenduidige rechtspraak bestaat over de vraag of een bankgarantie voldoende zekerheid beidt als daarop geen beroep kan worden gedaan in geval van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis waartegen nog hoger beroep mogelijk is. Uit de rechtspraak leidde de voorzieningenrechter verder af dat er een afweging moest worden gemaakt van de wederzijdse belangen in het concrete geval.

In de onderhavige casus was de beslaglegger aanzienlijk minder solvabel dan het bedrijf waarop beslag werd gelegd, zodat het restitutierisico voor het bedrijf wel erg groot zou zijn als het een bankgarantie zou moeten afgeven die ook gold in het geval er nog hoger beroep zou openstaan. Daarentegen achtte de voorzieningenrechter de kans van slagen van de vordering van de beslaglegger wel erg groot. Maar daartegenover stond weer dat de schuldenaar solvabel was en waarschijnlijk ook nog wel zou kunnen voldoen na het vestrijken van de beroepstermijn van drie maanden.

De voorzieningrechter wees de vordering toe tot opheffing van het beslag onder afgifte van een bankgarantie waarop geen beroep kan worden gedaan in geval van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis waartegen nog hoger beroep mogelijk is.


Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Bankgarantie als zekerheid

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief