icon

Short stay in strijd met woonbestemming splitsingsakte? (II)

In onze bijdrage van 15 november 2012 is een arrest van het Gerechtshof Amsterdam d.d. 25 september 2012 besproken waarin is uitgemaakt dat short stay niet in strijd is met de in de splitsingsakte van een vereniging van eigenaars neergelegde woonbestemming. Dit arrest heeft in cassatie stand gehouden. In een recent arrest van 10 september 2013 komt het Hof tot een ander oordeel.

In dit laatste arrest komt vast te staan dat een appartementseigenaar met een zekere regelmaat het appartement voor kortere periodes, korter dan een maand, verhuurt en in gebruik geeft aan derden. Hij adverteert daarvoor op het internet en biedt zijn appartement aan voor € 1.222,– tot € 1.445,– per week. Wanneer het appartement wordt verhuurd verblijft de verhuurder niet in het appartement.

Omdat de VvE het niet eens was met een dergelijke verhuur van de woning heeft de vereniging juridische stappen genomen. De vraag die het Hof onder meer moest beantwoorden, is of het voornoemde gebruik van het appartement valt onder de bestemming “woning” zoals is opgenomen in de splitsingsakte en het bijhorende reglement.

Het Hof oordeelt als volgt:

“In het licht van het vorenstaande moet het tegen betaling aan derden in gebruik geven van een als woning bestemd appartement voor een korte periode, zoals [appellant] heeft gedaan en wenst te (blijven) doen, worden aangemerkt als bedrijfsmatige exploitatie en niet als gebruik als woning, hetgeen in strijd is met de splitsingsakte en het bijbehorende reglement en derhalve niet is toegestaan.”
De vraag is uiteraard waarom het Hof nu wel tot het oordeel komt dat short stay wel strijdig is met de woonbestemming. Daarover is het Hof kort:

“Ten slotte merkt het hof op dat het door [appellant] genoemde arrest van de Hoge Raad van 3 mei 2013 (LJN BZ5357) toepassing mist aangezien het in die zaak ging om het ter beschikking stellen van een appartement aan familieleden en vrienden.”

Het 'bedrijfsmatige' karakter van de verhuur voor short stay lijkt in dit geval dus doorslaggevend te zijn. Daar valt wel iets voor te zeggen. Bedrijfsmatige kortdurende verhuur krijgt al snel een hotelachtig karakter, en een dergelijk gebruik is waarschijnlijk niet beoogd met de in de splitsingsakte gegeven woonbestemming. Het bedrijfsmatige aspect sec lijkt mij echter niet doorslaggevend: een appartement kan immers ook 'bedrijfsmatig' als reguliere woning (anders dan short stay) worden verhuurd, terwijl dat niet in strijd is met de woonbestemming. Het zou naar mijn mening dan ook moeten gaan om het hotelachtige karakter dat short stay – onder omstandigheden – strijdig kan maken met de woonbestemming. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Short stay in strijd met woonbestemming splitsingsakte? (II)

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief