Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
Het Hof Amsterdam heeft begin december een interessant arrest gewezen (dat pas deze week is gepubliceerd) in een procedure waarin een advocatenkantoor, als lasthebber, op eigen naam voor een cliënt optrad. Het kantoor was dus de formele procespartij. De lastgever, cliënt van het kantoor en materiële procespartij, had er volgens het kantoor belang bij onbekend te blijven en nam daarom niet deel aan het geding. Het hof was, in navolging van de rechtbank, echter niet gevoelig voor de argumenten die ter verdediging van deze ongebruikelijk gang van zaken werden aangevoerd.
Inzet van de zaak was de door het kantoor gevorderde vervallenverklaring van een merk van de geïntimeerde (wegens non usus – het niet normaal gebruiken van een ingeschreven merk). Zo'n vordering kan alleen worden ingesteld door een belanghebbende, oftewel iemand die belang heeft bij het verval van het merk. Dat zou bijvoorbeeld iemand kunnen zijn die concrete plannen heeft dat merk zelf te gaan gebruiken, of iemand die een gelijkend merk heeft. Het advocatenkantoor zelf was geen belanghebbende: haar belang was, naar eigen zeggen, gelegen in het verdedigen van de belangen van haar anonieme cliënt.
Die lastgever zou volgens het kantoor wél belang hebben bij de vordering tot verval, omdat zij het betreffende merk zelf wilde gaan gebruiken – of zelfs al gebruikte, dat wordt niet helemaal duidelijk uit het arrest. Om nu te voorkomen dat de geïntimeerde partij een reconventionele vordering zou instellen, wilde de lastgever anoniem blijven. Dat wijst er natuurlijk op dat de partij al gebruik maakte van het merk; zij verwachtte kennelijk dat de geïntimeerde in dezelfde procedure bijvoorbeeld een vordering tot schadevergoeding wegens merkinbreuk zou instellen.
Wat daar ook van zij, het hof zag niet zoveel in dit standpunt van de eiser. Met geïntimeerde was het hof van mening dat de opgegeven reden niet rechtvaardigde dat de cliënt anoniem zou blijven. Sterker nog: juist het feit dat de geïntimeerde onder deze omstandigheden geen reconventionele vordering kón instellen tegen de eigenlijke eiser (de onbekende lastgever), maakte volgens het Hof dat die lastgever niet onbekend zou mogen blijven.
Een ander bezwaar van geïntimeerde en hof tegen deze wijze van procederen was dat de uitspraak in deze zaak ten opzichte van de anoniem gebleven cliënt geen gezag van gewijsde krijgt (die cliënt was immers geen partij), waardoor het voor deze laatste mogelijk zou zijn om meerdere keren over dezelfde kwestie te procederen. Daarbij komt nog dat vanwege de anonimiteit van de materiële procespartij niet kon worden getoetst of bij deze daadwerkelijk het vereiste (proces)belang bestond.
Het zal niet verbazen dat het hof het vonnis van de rechtbank, waarin het kantoor niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vorderingen, in stand heeft gelaten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.