Praktijkgebieden: Vastgoed
Dat keiharde concurrentie tussen winkelbedrijven leidt tot spraakmakende jurisprudentie, en die jurisprudentie vervolgens door die bedrijven wordt aangegrepen om elkaar de tent uit te vechten, hebben we al vaker gezien. Denk bijvoorbeeld aan de jurisprudentie-lijn van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over ‘duurzame ontwrichting’ van het voorzieningenniveau voor detailhandel. En de uitspraken over de Dienstenrichtlijn in relatie tot detailhandel in bestemmingsplannen. Het Didam-arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021 vormt een nieuw hoofdstuk in deze concurrentiestrijd. Dat laat zich aardig illustreren door een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 15 december 2022 en een daarop volgend arrest van het gerechtshof Arnhem Leeuwarden van 29 december 2022.
De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland gaat over een tijdelijke huurovereenkomst van gemeentegrond (gemeente Nieuwegein) aan een Aldi-supermarkt. Dat gemeenten ook bij verhuur van gemeentegrond rekening moeten houden met het Didam-arrest, volgt al uit eerdere rechtspraak. Zie bijvoorbeeld onze bijdrage van 26 augustus 2022. De gemeente Nieuwegein was zich hiervan dan ook bewust. De gemeente meent echter dat er in dit geval maar één serieuze gegadigde in aanmerking kwam voor de huur van de grond, te weten Aldi Vastgoed, en beroept zich daarom op de uitzondering van het Didam-arrest. Dit motiveert de gemeente door te stellen dat Aldi Vastgoed (elders) een belangrijke grondpositie heeft in een gebied dat de gemeente wil ontwikkelen. Aldi Vastgoed zou die gronden willen overdragen zodat daar (sociale) woningbouw mogelijk wordt. In ruil daarvoor krijgt Aldi Vastgoed een nieuwe supermarkt. Omdat die nieuwe locatie pas later aan bod komt, krijgt Aldi eerst een locatie voor een tijdelijke supermarkt, op gronden die tijdelijk van de gemeente worden gehuurd. De gemeente heeft haar voornemen tot verhuur conform het Didam-arrest keurig gepubliceerd.
Een consortium van concurrerende supermarkten is het hier niet mee eens. Zij menen dat de gemeente een openbare selectieprocedure had moeten doorlopen en vorderen onder meer een verbod op het verder uitvoering geven aan de huurovereenkomst.
De rechtbank stelt de eisers in het gelijk. De rechtbank overweegt daartoe onder meer dat de door de gemeente beoogde realisatie van sociale woningbouw al was geborgd doordat Aldi Vastgoed zich al (eerder) bereid zou hebben verklaard om haar gronden aan de gemeente/ontwikkelaar over te dragen. Er was dus geen relatie tussen het overdragen van die gronden en het tijdelijk huren van gemeentegrond. Dat zou de gemeente ter zitting ook hebben bevestigd.
De vraag is of de rechtbank hier niet al te strikt heeft getoetst. In de praktijk is het gebruikelijk dat gemeenten bij de verwerving van grond ten behoeve van een ontwikkeling proberen om met de grondeigenaren afspraken te maken over een vervangende locatie elders. Zie in dit verband ook de Handreiking implementatie van het arrest Didam in het gemeentelijk grond(uitgifte) beleid ten behoeve van vastgoed- en gebiedsontwikkeling. Een tijdelijke huurovereenkomst zou daar ook een onderdeel van kunnen zijn. Kennelijk hebben de gemeente Nieuwegein en/of Aldi dat in eerste aanleg echter niet voldoende kunnen onderbouwen.
De gemeente heeft daarom hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof Arnhem Leeuwarden wijst – in turbo spoed appel – al op 29 december 2022 arrest. Voor de gemeente is dat echter een anticlimax: het hof verklaart de gemeente niet-ontvankelijk. De gemeente heeft ter zitting niet kunnen aantonen dat het college van B&W conform art. 160 lid 1 onder e. van de Gemeenwet had besloten tot het instellen van het hoger beroep. Een dergelijk besluit is wel vereist. Het hof geeft de gemeente gelegenheid om alsnog het besluit te overleggen waaruit dat blijkt. Dat besluit volgt echter niet: de gemeente overhandigt een besluit van een wethouder, gebaseerd op artikel 160 lid 1 onder f. van de Gemeentewet. Dat artikel mist echter toepassing, want het ziet op de ‘voorbereiding van de civiele verdediging’ (bij rampen en dergelijke). Het hof komt dus niet toe aan een beoordeling van het principaal beroep. Het incidenteel beroep van de concurrerende supermarkten, om de dwangsommen te verhogen, wordt wel (deels) toegewezen.
De gemeente en Aldi Vastgoed moeten het dus met deze uitspraak doen. Of de gemeente nu alsnog een openbare selectieprocedure gaat houden voor de verhuur van deze locatie, lijkt mij twijfelachtig. In zoverre levert de uitspraak ook niets op voor de concurrerende winkelbedrijven. Zij hebben echter (voorlopig) wel één concurrent uitgeschakeld.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.