icon

Het vertrouwensbeginsel en schadevergoeding (II)

Wij schrijven regelmatig blogs over het vertrouwensbeginsel. Sinds een uitspraak uit 2019 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de ABRvS) over een Amsterdamse dakopbouw, wordt dit beginsel soepeler toegepast (ECLI:NL:RVS:2019:1694). De ABRvS oordeelde in de uitspraak kort gezegd dat bij een beroep op het vertrouwensbeginsel drie stappen moeten worden doorlopen:

  1. Is er een toezegging gedaan?
  2. Kan deze toezegging worden toegerekend aan het bevoegde bestuursorgaan?

Als deze twee stappen succesvol zijn doorlopen, is er sprake van gewekt vertrouwen. In de derde stap wordt beoordeeld welke gevolgen dit met zich meebrengt. Moet dit vertrouwen worden nagekomen of niet? Zo niet, dan zou de benadeelde eventueel een schadevergoeding kunnen toekomen.

Stap 3 – vergoeding van schade bij schending van gewekt vertrouwen

Over deze derde stap heeft de voorzitter van de ABRvS in juni 2024 een conclusie aan de staatsraad advocaat-generaal Snijders gevraagd ten behoeve van de rechtsontwikkeling. Op 21 augustus 2024 is de conclusie van Snijders gepubliceerd (ECLI:NL:RVS:2024:3420). Snijders trekt geen baanbrekende conclusies, maar zijn analyse is fraai en nuttig voor de praktijk.

De grondslag voor schadevergoeding kan volgens Snijders het beste gevonden worden in het vertrouwensbeginsel zelf. Snijders constateert dat in rechtspraak ook wel het verwezen naar het evenredigheidsbeginsel en artikel 3:4 lid 2 Awb, maar dat is niet of minder geschikt.

Als zwaarder wegende belangen aan honorering van gerechtvaardigd vertrouwen in de weg staan, dan moet de de volledige dispositieschade moet worden vergoed. Dat is de schade die de belanghebbende lijdt doordat hij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de toezegging, in dat vertrouwen heeft gehandeld en door dat handelen in een slechtere positie is komen te verkeren dan hij zou hebben verkeerd als het gerechtvaardigd vertrouwen niet bij hem zou zijn gewekt. Niet van belang is of het bestuursorgaan kan worden verweten dat het ten onrechte het vertrouwen heeft gewekt.

Op het bepalen van de omvang van de schadevergoeding zijn de algemene regels van het schadevergoedingsrecht van toepassing. Dat betekent onder meer dat er een ‘condicio sine qua non verband’ moet zijn tussen het gewekte vertrouwen en de schade waarvan vergoeding wordt verlangd. Ook zijn de algemene regels over voordeelstoerekening en eigen schuld (waaronder de schadebeperkingsplicht) van toepassing.

Vergoeding van het zogeheten positieve belang – waarbij de belanghebbende financieel in de positie wordt gebracht waarin hij zou hebben verkeerd als de toezegging was nagekomen – is in het bestuursrecht niet aan de orde. Mogelijk biedt een rechtsgang bij de civiele rechter via de band van wanprestatie of nakoming wel uitkomst.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Het vertrouwensbeginsel en schadevergoeding (II)

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief