icon

Afdeling doet uitspraak over Wob-verzoek inzake herontwikkeling oude gemeentehuis Didam

In een recente uitspraak (4 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3571) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) de beslissing op bezwaar over over een Wob-verzoek over de herontwikkeling van het oude gemeentehuis van Didam vernietigd. De weigering van de verzochte documenten is ontoereikend gemotiveerd, aldus de Afdeling.

De kwestie

Het Didam-arrest van de Hoge Raad uit 2021 heeft een hoop discussie los gemaakt in de literatuur, jurisprudentie en rechtspraak (zie bijvoorbeeld recent nog de blog van 29 mei 2024 van mijn collega L. Tellegen). De Didam-kwestie betrof – kort gezegd – de situatie dat de gemeente Montferland in gesprek was met een partij over de vestiging van een supermarkt in het oude gemeentehuis van Didam en een andere partij ook wilde meedingen voor vestiging van haar supermarkt in dat pand. De onderhandelingen vonden plaats tegen de achtergrond van een voorgenomen ingrijpende herontwikkeling van het centrum van Didam, aangeduid met het Masterplan Didam ‘De samenleving verandert’ (hierna: het Masterplan). Een exploitant van een Albert Heijn en een Gall & Gall in Didam heeft in augustus 2018 mede naar aanleiding van dit Masterplan een verzoek ingediend tot openbaarmaking van documenten over de herontwikkeling van zowel de Gemeentehuislocatie, als de herontwikkeling van de locatie Coöp, bibliotheek en het voormalige postkantoor.

Het college van B&W van de gemeente Montferland heeft de openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) in twee besluiten geweigerd.

De uitspraak

De Afdeling oordeelt op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel dat er in dit geval van het college verlangd kon worden dat er – bij voorkeur – een inventarislijst werd verstrekt. Ook concludeert de Afdeling dat de weigering van openbaarmaking van taxatiedocumenten en gespreksverslagen en e-mailcorrespondentie van de projectgroep Gemeentehuislocatie ontoereikend is gemotiveerd.

Relevantie praktijk Wet open overheid (Woo)

Afgezien van de nieuwswaarde van de uitspraak in verband met het onderwerp waarop het verzoek betrekking had, zijn de overwegingen bezien vanuit de Woo-praktijk ook het lezen waard. De uitspraak is niet zozeer vernieuwend, maar hierin komen weer een aantal veel voorkomende aspecten van de Wob- en Woo-praktijk aan de orde.

Het is bijvoorbeeld prettig om te lezen dat de Afdeling wederom het belang van een inventarislijst onderstreept. In het meest ideale geval gaan Woo-besluiten vergezeld van een inventarislijst waaruit blijkt wat de zoekslag door het bestuursorgaan aan documenten heeft opgeleverd, van welke documenten openbaarmaking wordt geweigerd en welke documenten slechts gedeeltelijk openbaar worden gemaakt. In laatstgenoemde documenten zijn dan de geheimgehouden passages onleesbaar gemaakt en moet worden vermeld op welke grond dit is gebeurd. De inventarislijst is het middel bij uitstek om de afhandeling van het verzoek om openbaarmaking van stukken op overzichtelijke wijze te presenteren, vooral als het gaat om een groot aantal documenten en als openbaarmaking van documenten wordt geweigerd.

Helaas gebeurt dit niet altijd, of is de lijst niet duidelijk/compleet, mede op basis van het argument dat er op grond van de Wob/Woo geen verplichting bestaat om nieuwe documenten te vervaardigen om aan het verzoek van de aanvrager te voldoen. Ondanks dat deze vervaardigingsplicht inderdaad niet geldt op grond van de Woo, kan het zorgvuldigheidsbeginsel toch vergen dat er een inventarislijst wordt opgesteld. De Afdeling stelt voorop dat de Wob volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 september 2020 ECLI:NL:RVS:2020:2276)  inderdaad geen verplichting oplegt tot het vervaardigen van documenten. Maar: op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel mag wel worden verwacht dat inzichtelijk is welke documenten er worden geweigerd en dat er een inventarislijst wordt opgesteld als dit niet inzichtelijk wordt gemaakt met bijvoorbeeld een duidelijke toelichting. Dit was hier het geval. De Afdeling overweegt dat de inventarislijst in dat geval als een geëigend middel wordt gezien. Deze lijn gaat ook op voor de Woo.

Verder zijn met name de uitgebreide overwegingen over in hoeverre nu de openbaarmaking van een taxatierapport mag worden geweigerd de moeite van het lezen waard. In dit geval had het college de openbaarmaking hiervan geweigerd, omdat deze bedrijfs- en fabricagegegevens betroffen die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld (dit staat nu in artikel 5.1, eerste lid, onder c van de Woo).

De Afdeling benadrukt dat deze weigeringsgrond restrictief moet worden uitgelegd. In dit geval zijn deze documenten ten onrechte integraal op basis van deze weigeringsgrond niet openbaar gemaakt. Openbaarmaking van bepaalde passages zou verder niet tot onevenredige benadeling van de gemeente en/of de taxateur leiden volgens de Afdeling. Beschrijving van het getaxeerde object en mededelingen over de kwalificatie van de taxateurs zijn enkel van feitelijke aard. Dit geldt ook voor de aspecten die de taxateur al dan niet van belang heeft geacht voor zijn taxatie. Dat de ene taxateur tot een andere uitkomst kan komen dan een andere taxateur doet niet af aan het objectieve karakter van de informatie. Er moet dus per passage gemotiveerd worden welke informatie nu echt valt onder de weigeringsgrond en welke informatie van feitelijke aard is. Openbaarmaking van informatie van feitelijke aard kan niet zomaar met toepassing van deze weigeringsgrond achterwege blijven.

Vragen over de openbaarheid van overheidsinformatie? Neem vooral contact op met een van onze bestuursrechtspecialisten!

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Afdeling doet uitspraak over Wob-verzoek inzake herontwikkeling oude gemeentehuis Didam

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief