Praktijkgebieden: Bouwrecht, Vastgoed
In de bouwsector komt het regelmatig voor dat projecten vertraging oplopen. Dit kan tot aanzienlijke extra kosten leiden voor zowel aannemers als opdrachtgevers. Een recente uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2024:5247) onderstreept dat een geschil over vertragingskosten en de schadebegroting daarvan complex kan zijn.
Een aannemer, Reimert Bouw en Infrastructuur B.V., heeft in opdracht van de Gemeente Amsterdam de openbare ruimte, waaronder nieuwe bestrating, aangelegd in de nieuwbouwwijk Noorderkwartier. Vanwege vertraging bij de bouw van de woningen (door andere aannemers) is Reimert drie maanden later dan gepland begonnen met haar werkzaamheden. Ook tijdens de uitvoering van het werk zijn door diverse omstandigheden vertragingen opgetreden. Uiteindelijk heeft Reimert het werk ruim acht maanden na de oorspronkelijk afgesproken datum opgeleverd. In deze gerechtelijke procedure stelt Reimert dat de Gemeente een vergoeding moet betalen voor kosten die Reimert heeft gemaakt als gevolg van de vertraagde start en voor kosten als gevolg van tijdens het werk opgetreden vertragingen.
De rechtbank is het met Reimert eens dat het opschuiven van de startdatum van het werk inhoudt dat de Gemeente het bouwterrein niet tijdig aan Reimert ter beschikking heeft gesteld. Dit betekent dat de Gemeente niet haar medewerking heeft verleend aan de uitvoering van het werk door Reimert. Schending van die verplichting geeft aan de aannemer recht op vergoeding van daardoor geleden schade wanneer de uitgestelde start het gevolg is van een oorzaak die kan worden toegerekend aan de Gemeente. De uitgestelde start is hier veroorzaakt door vertraging bij een andere aannemer die door de Gemeente was ingeschakeld. Dat is een oorzaak die aan de Gemeente moet worden toegerekend, omdat dat in haar risicosfeer ligt, aldus de rechtbank.
Reimert heeft volgens de rechtbank dus in beginsel recht op een vergoeding wanneer de uitgestelde start tot (aantoonbare) schade heeft geleid. De rechtbank oordeelt echter dat Reimert onvoldoende heeft onderbouwd dat zij kosten heeft gemaakt als gevolg van de vertraagde start. Het moet namelijk gaan om schade die Reimert heeft geleden vóór de feitelijke aanvang van de werkzaamheden (in februari 2019), bijvoorbeeld omdat zij voorbereidingen had getroffen om te starten op de oorspronkelijke startdatum (november 2018) en in dat kader kosten heeft gemaakt. Die schade moet concreet worden begroot en onderbouwd, maar Reimert verwijst in de procedure echter naar schadebegrotingen in een deskundigenrapport. Dat is volgens de rechtbank niet voldoende. Immers, dat de bouw is uitgelopen doordat later is gestart, betekent een verschuiving van het tijdvak waarin wordt gewerkt, maar betekent niet zonder meer dat sprake is van schade. De vordering voor vergoeding van de schade als gevolg van de vertraagde start wordt afgewezen.
Voor vergoeding van de schade als gevolg van vertraging tijdens de werkzaamheden van Reimert, ligt dit anders. Volgens de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat tijdens de uitvoering van de werkzaamheden er vertragende omstandigheden hebben voorgedaan, zoals aanhoudende vertragingen bij andere aannemers en het door Reimert noodgedwongen versnipperd moeten werken binnen de afzonderlijke fases. Deze omstandigheden komen volgens de rechtbank voor rekening en risico van de Gemeente. Ook hier geldt het uitgangspunt dat voor het vaststellen van de schade een concrete schadebegroting vereist is, maar de rechtbank komt tot het oordeel dat voor deze vertragingen een concrete schadebegroting te lastig is. De vertragingen en verstoringen hebben zich namelijk op meerdere momenten voorgedaan en het tijdsbeslag daarvan zich lastig exact in de tijd laat afbakenen, aldus de rechtbank. Op basis van alle informatie in het dossier is de rechtbank er wel van overtuigd dat Reimert vertragingskosten heeft gehad. Daarom maakt de rechtbank gebruik van haar bevoegdheid op grond van artikel 6:97 BW de schade te schatten, resulterend in een toewijzing van drie bedragen aan Reimert: € 21.800, € 8.600 en € 9.253.
Deze uitspraak illustreert hoe belangrijk het is voor aannemers om vertragingskosten goed te onderbouwen en het causale verband met omstandigheden van de opdrachtgever aan te tonen. Zonder een concrete onderbouwing kan een dergelijke vordering gemakkelijk stranden. Tegelijkertijd biedt bevoegdheid van de rechter om de schade te schatten voor partijen een oplossing wanneer een exacte berekening niet goed mogelijk is, maar de rechter wel overtuigd is dat er schade is geleden.
Heeft u een vraag over deze blog, of heeft u een andere bouwrechtelijke vraag, neem dan contact met op ons op.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.