Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden, Bestuurdersaansprakelijkheid, Ondernemingsrecht
Bestuurders worden straks verplicht zelf faillissement aan te vragen als hun onderneming insolvent is geworden. Niet voldoen aan deze verplichting zal leiden tot aansprakelijkheid van de bestuurder. Dat heeft de Raad van de Europese Unie op 13 december 2024 besloten. De verplichting is onderdeel van een voorstel voor een richtlijn tot harmonisatie van bepaalde aspecten van het insolventierecht (hierna: het richtlijnvoorstel).
Het richtlijnvoorstel is onderdeel van het beleid van de Europese Commissie om het insolventierecht in lidstaten te harmoniseren. Het richtlijnvoorstel richt zich op (i) het maximaliseren van de insolvente boedel, (ii) verbeterde efficiëntie van insolventieprocedures, en (iii) voorspelbare en eerlijke verdeling van de boedel onder schuldeisers. Om het eerste doel te bereiken stelt de Europese Commissie voor een insolventieaangifteplicht voor bestuurders in te voeren (Titel V van het richtlijnvoorstel).
Op grond van artikel 36 van het richtlijnvoorstel moeten lidstaten zorgen dat bestuurders verplicht worden faillissement aan te vragen uiterlijk drie maanden nadat de bestuurders weten of behoorde te weten dat de onderneming insolvent is. Bestuurders die niet aan deze verplichting voldoen, moeten aansprakelijk zijn voor de schade die schuldeiser hierdoor lijden (art. 37 van het richtlijnvoorstel).
In Nederland bestaat er nog geen verplichting voor bestuurders om een eigen aangifte tot faillissement te doen. Het kabinet heeft zich kritisch uitgelaten over het richtlijnvoorstel (kamerstukken II 2022/23, 22112, nr. 3598). Onder meer wordt aangevoerd dat het begrip ‘insolvent’ niet gedefinieerd is, waardoor onduidelijk is vanaf welk moment bestuurders verplicht zijn om faillissement aan te vragen. Totdat de onderneming insolvent is moeten bestuurders alles in het werk stellen om een faillissement te voorkomen. Maar is het omslagpunt van ‘dreigende insolventie’ naar ‘insolvent’ wel altijd duidelijk aan te wijzen? Het kabinet vreest dat het aansprakelijkheidsrisico van bestuurders wordt vergroot.
Ondanks de geuite kritiek zal de aangifteplicht toch worden ingevoerd, vertelt staatssecretaris van rechtsbescherming, Teun Struycken, in een op 13 december 2024 gepubliceerd interview met het FD. Wel zullen er een aantal afzwakkingen worden opgenomen. Zo kan de verplichting tot het aanvragen van het faillissement worden opgeschort als de bestuurder maatregelen neemt om te voorkomen dat schuldeisers worden benadeeld. Wanneer en op welke wijze de aangifteplicht precies zal worden geïmplementeerd in Nederland is nog onduidelijk.
Dat betekent echter niet dat bestuurders van (dreigend) insolvente ondernemingen achterover kunnen leunen. Het geldende insolventierecht bevat ook waarborgen om schade voor schuldeisers in aanloop naar faillissement te voorkomen. Lees daarover meer in de blogserie bestuurdersaansprakelijkheid.
Als u vragen heeft over bestuurdersaansprakelijkheid, neem dan gerust contact met ons op. Wieringa Advocaten adviseert en procedeert veelvuldig over bestuurdersaansprakelijkheid. Ook hebben wij ruime ervaring met het adviseren van bedrijven die in financiële moeilijkheden verkeren.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.