Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Gisteren heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak die was aangespannen door een in Amsterdam gevestigd bedrijf tegen het college van Burgemeester en Wethouders.
Achtergrond
Het bedrijf (hierna: eiser) klaagde bij de rechtbank over het feit dat haar aanvraag voor een vergunning inmiddels tot drie keer toe door het Amsterdamse college was geweigerd. Bij de eerste weigering beriep de gemeente zich op een vergunningenplafond dat zou gelden. Na onderzoek door eiser bleek er echter helemaal geen vergunningenplafond te gelden, waarna het college zich op een andere weigeringsgrond beriep. Ook die weigeringsgrond bleek niet op te gaan, waarna de rechtbank Amsterdam het college (in een eerdere procedure in hetzelfde geschil) opdroeg een nieuwe beslissing op de aanvraag van eiser te nemen.
Verassend genoeg beriep het college zich bij haar derde poging opnieuw op het vergunningenplafond. Maar dat gold toch niet? Toch wel, want het college had inmiddels kans gezien om, hangende de bezwaar- en beroepsprocedures, alsnog de betreffende beleidsregel in te voeren.
Eiser kon zich niet in deze gang van zaken vinden en wendde zich voor de tweede keer tot de rechtbank. Door zelf keer op keer onjuiste beslissingen te nemen, heeft het college ‘tijd gekocht’ om het gebrek in de regelgeving te herstellen. Vervolgens heeft het college deze nieuwe beleidsregel gebruikt om, in een derde poging, de aanvraag succesvol te kunnen afwijzen. Het college heeft de spelregels tijdens het spel veranderd, aldus eiser.
Hoofdregel: ex-nunc toetsing
Tussen partijen was niet in geschil dat volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter (de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, hierna: de Afdeling), bij het nemen van een beslissing op bezwaar door een bestuursorgaan het recht moet worden toegepast zoals dat op dat moment geldt (toetsing ex nunc) en de rechtbank bij de toetsing van de rechtmatigheid van dat besluit moet uitgaan van de regels die golden ten tijde van het nemen van het besluit. Derhalve waren eiser en het college het er ook over eens dat een ex-nunc toetsing in dit geval zou leiden tot afwijzing van de vergunning, aangezien het vergunningenplafond inmiddels wel gold.
Eiser stelde zich echter op het standpunt dat er, met een beroep op de rechtszekerheid en in het verlengde van het verbod op reformatio in peius, moest worden afgeweken van deze hoofdregel en de aanvraag zou moeten worden getoetst aan het recht dat gold ten tijde van de eerste aanvraag door eiser (toen was het vergunningenplafond nog niet van toepassing).
Onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2013, beslist de rechtbank dat de rechtszekerheid zich in deze zaak inderdaad verzet tegen toepassing van de nieuwe beleidsregels op de aanvraag. Als het college de beleidsregels die ten tijde van het primaire besluit golden juist zou hebben toegepast, zou het college de vergunning volgens de rechtbank niet hebben mogen weigeren. In deze zaak zal dan ook een uitzondering moeten worden gemaakt op de hoofdregel van ex-nunc toetsing, aldus de rechtbank.
Rechtbank: Beroep gegrond
De rechtbank oordeelt dan ook dat het beroep gegrond is en vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders. Ook oordeelt de rechtbank dat het college de vergunning moet verlenen (het college krijgt niet nog een kans om het zelf goed te doen) en het college gehouden is de griffiekosten en de advocaatkosten van eiser te vergoeden.
Afwijken van het toetsing ex-nunc beginsel was tot op heden vooral voorbehouden aan handhavingszaken. Dit omdat een toetsing ex nunc bij handhavingsbesluiten tot gevolg zou hebben dat de overtreding in de bezwaarfase kan worden opgeheven, het bezwaar vervolgens gegrond moet worden verklaard en het handhavingsbesluit moet worden herroepen. Of deze uitspraak van de rechtbank Amsterdam afwijking van de hoofdregel ook in andere zaken dichterbij brengt, zal de komende periode blijken.
Vragen naar aanleiding van het bovenstaande? Neem gerust contact op. Bovengenoemde uitspraak is niet gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Björn Mulder is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.