Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Er zijn situaties denkbaar waarin het wenselijk is om een bestuurder van een vennootschap te benoemen, buiten de algemene vergadering van aandeelhouders (de “AvA”) om. Maar is dat ook mogelijk? De Voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam heeft deze vraag op 2 maart 2020 nog maar eens beantwoord (ECLI:NL:RBROT:2020:2423 – de uitspraak is niet gepubliceerd op rechtspraak.nl).
Hoe zit het ook alweer met de benoeming van een bestuurder?
Bij de oprichting van een BV of NV moeten in de akte van oprichting de eerste bestuurders worden benoemd. Voor opvolgende bestuurders geldt dat deze telkens door de aandeelhoudersvergadering worden benoemd (artt. 2:132 en 2:242 BW). Er is een wettelijke uitzondering op dit uitgangspunt. Is een rechtspersoon onderworpen aan de structuurregeling, dan worden de bestuurders benoemd door de raad van commissarissen (artt. 2:162 en 2:272 BW). Bij de BV kan ook statutair worden afgeweken van de benoeming door de AvA. Zo kan er worden bepaald dat een vergadering van houders van aandelen van een bepaalde soort de bestuurders kunnen benoemen, maar alleen als iedere aandeelhouder ten minste invloed heeft op de benoeming van één bestuurder. Te denken valt aan een joint venture structuur, waarin beide aandeelhouders één bestuurder benoemen.
Kort geding bij de Rechtbank Rotterdam van 2 maart 2020
Terug naar de uitspraak van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam van 2 maart 2020. Het gaat in deze zaak om de heer X, die een systeem heeft ontwikkeld om dieselmotoren van schepen schoner te maken. Voor de financiering van het systeem heeft X twee vennootschappen, A en P, bereid gevonden te investeren. De aandelen van de opgerichte vennootschap (de “Vennootschap”) worden gehouden door X, A en P en in de oprichtingsakte wordt bepaald dat X de enige bestuurder van de Vennootschap zal worden.
Wanneer het systeem problemen begint te vertonen en de financiële middelen uitgeput raken, gooit X de handdoek in de ring. X deelt aan de andere aandeelhouders mee dat hij het faillissement van de Vennootschap wil aanvragen. Dat lukt hem echter niet zonder medewerking van de andere twee aandeelhouders en daarom probeert X het op een andere manier. Hij neemt ontslag als bestuurder en laat een gelieerde vennootschap het faillissement van de Vennootschap aanvragen. Vanaf dat moment heeft de Vennootschap geen bestuurder meer.
Ook de tweede aandeelhouder – A – ziet dan geen heil meer in de onderneming. Maar de derde aandeelhouder – P – verwacht nog wel waarde te kunnen realiseren met het ontwikkelde systeem. Daarvoor moet eerst de faillissementsaanvraag van tafel. Om verweer te voeren tegen het faillissementsverzoek heeft de Vennootschap wel eerst een bestuurder nodig, maar een benoeming via de AvA is niet mogelijk zonder medewerking van A en X. P vraagt daarom aan de Voorzieningenrechter hem te benoemen als bestuurder.
De voorzieningenrechter wijst de vordering van P – begrijpelijkerwijs – af. Gesteld wordt dat zowel de voorzieningenrechter als de bodemrechter niet bevoegd zijn tot het benoemen van een bestuurder – de AvA heeft daartoe de exclusieve bevoegdheid. De benoeming van P tot bestuurder is niet in de AvA aan de orde geweest en bovendien heeft P niet eens de moeite genomen een AvA bijeen te roepen. De reden daarvoor is volgens de Voorzieningenrechter helder. De meerderheid van de AvA (A en X houden gezamenlijk 70% van de aandelen) wil P niet als bestuurder.
Had de bestuurder nog een andere mogelijkheid?
De Voorzieningenrechter gaat dus niet op de stoel van de ondernemer/aandeelhouder zitten. Maar er bestond nog een andere mogelijkheid voor P. De Ondernemingskamer heeft namelijk wél de bevoegdheid tot het benoemen van een bestuurder.
Hierbij dienen twee belangrijke kanttekeningen te worden geplaatst. Allereerst stelt de Ondernemingskamer slechts tijdelijke bestuurders aan. Ten tweede benoemt de Ondernemingskamer alleen onafhankelijke bestuurders. P heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt omdat deze mogelijkheid – naar eigen zeggen – kostbaar was. Het is echter denkbaar dat P ook geen baat zou hebben gehad bij een onafhankelijke bestuurder. Bovendien is het de vraag of de Ondernemingskamer gegronde redenen zou hebben gezien om in te grijpen bij de Vennootschap. Zonder deze gegronde redenen om aan een juist beleid te twijfelen zou de benoeming van een bestuurder door de Ondernemingskamer niet aannemelijk zijn.
Conclusie
De door de wet voorgeschreven wijze tot benoeming van een bestuurder is duidelijk, de AvA kan – behoudens een enkele uitzondering – niet worden omzeild. De bestuurder dient op democratische wijze te worden verkozen. Toch heeft de aandeelhouder die een bestuurder buiten de AvA wil benoemen, nog een mogelijkheid. Die mogelijkheid is gelegen in het verzoek bij de Ondernemingskamer.
Bent u benieuwd naar de mogelijkheden tot het doen van een dergelijk verzoek? Wieringa Advocaten heeft ruime ervaring met zowel het procederen bij de Ondernemingskamer als het voorkomen daarvan. Neem gerust contact met ons op!
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.